Dagblad Trouw beschrijft DRU Industriepark

DRU Industriepark is een transformatieopgave waaraan ik zo’n 18 jaar heb mogen werken. Dit begon in 1997 met eerste studies en verkenningen. Destijds was de DRU fabriek nog volop in bedrijf. In opdracht van de toenmalige gemeente Gendringen heb ik het gemeentebestuur mogen adviseren over de gebiedsontwikkeling, de geleidelijk transformatie en herontwikkeling van het gebied. In 2000 stelde de gemeenteraad van Gendringen unaniem de Structuurvisie Ulft en Oude IJssel vast, Dit was het startschot van het intensieve proces van de herontwikkeling terrein met de DRU fabrieken. Dagblad Trouw heeft het DRU Industriepark afgelopen weekend opgenomen in de rubriek Wandelen (in) Gelderland.

Het gietijzeren verleden van de Achterhoek: waar ooit de hoogovens rookten

Generaties groeiden op met gietijzeren gerei van DRU. De ‘yserhut’ in Ulft was een van de eerste hoogovens van Nederland. Een wandeling langs de fabrieksarchitectuur van weleer.

Esther te Lindert, in Trouw, 11 december 2022

PORTIERSGEBOUW – Muizentandjes en muurankers

Steen op steen, watertoren na koepeloven. Vanachter de ramen van zijn villa moet directeur Franciscus Deurvorst na 1900 het ene na het andere fabriekspand hebben zien verrijzen langs de Oude IJssel. Al sinds 1754 liet ­water hier het rad draaien en smolt een hoge oven oer tot ijzer. Nu was ‘de Olde Hut’ afgebroken en verrees een nieuwe ijzergieterij met neorenaissance trekjes. Zo klokten honderden huttenkeerls, zoals de arbeiders werden genoemd, dagelijks in bij het Portiersgebouw uit 1902, opgetrokken uit roodbruin baksteen, versierd met muizentandjes en muurankers. Giet-­ijzeren kolommen en dwarsbalken van oergrenen uit Polen droegen tekenkamers, een eetzaal en zolders waar mallen lagen opgeslagen. Peter van Toor, een van de gidsen die bezoekers op zondagen over het terrein leidt: “Zelfs nu, meer dan honderd jaar later, is er op de derde verdieping geen kraakje te horen”. Het terrein werd tijdens de Deurvorst-periode rap uitgebreid. Rond de jaren twintig van de vorige eeuw was de ijzerhut uitgegroeid tot een fabriekscomplex van 14 hectare waar zeven schoorstenen rookten als teken van nijverheid. Van Toor: “De dorpelingen hadden geluk dat de wind meestal vanuit het westen richting de weilanden waaide”.

AFBRAMERIJ – Polonceau-spanten en quadrantkolommen

Als poortwachters staan ze voor de ingang, de gietijzeren kolommen die ooit de koepeloven droegen. In de hoge giethal (1895) erachter werd tussen mallen en zwart zand, tussen vlammen en rook gloeiend ijzer tot een product gevormd. Hier geen ijzeren sta-in-de-weg: een ingenieuze dakconstructie van polonceau-spanten, ­vernoemd naar een Franse ingenieur, overkapt de hal. In de afbramerij sloegen ­arbeiders bramen van pannen en slepen ze randjes van richels. Zo’n fabriekshal beweegt altijd een beetje, zegt Van Toor. Om de trillingen op te vangen werden gietijzeren staven – bikkelhard, maar breekbaar – aan elkaar geklonken met ribben van staal. Van Toor: “Deze quadrantkolommen zijn vrij uniek in Nederland”. Verder van het ijzergekletter, op een tussenverdieping, maakte een douanebeambte de papieren in orde voor de chauffeurs. Hun voetstappen weerklonken overigens niet op de huidige trap. “Dit is een Engels fabricaat uit 1840, een geschenk aan het Nederlands IJzer-­museum, ook hier gevestigd, toen de koepel­gevangenis in Utrecht werd verbouwd.”

EMAILLEERFABRIEK – Markante watertoren

De wind jaagt door de straten tussen de fabrieksgebouwen, op de pleinen wervelen bladeren in de lucht. Achter de panden doemt een markante toren op. Gerrit Beltman, destijds ­bekend architect van fabrieken, ontwierp deze neo-­renaissance watertoren (1913) met bogen en geel verblendsteen. Emaille werd populair en het water dat hier uit de grond werd opgepompt, maakte van het poeder een glazuurpapje. De fabriek zelf telt twee verdiepingen zonder fratsen, maar met talloze ruitjes. Achter de muren gaat een stille binnenplaats schuil met betonplaten en wuivend helmgras, picknicktafels tussen plantenbakken. In de lucht is het stalen geraamte van de vroegere fabriekshal nog zichtbaar. Op deze plek werd keukengerei van een emaillelaagje voorzien, van zwart en groen tot het populaire roodoranje. Waarschijnlijk ontstond die bekendheid toen de eerste huishoudscholen werden opgericht, zegt Van Toor. “De DRU was zo gehaaid om die scholen een roodoranje geëmailleerde pannenset cadeau te geven.”

BADKUIPENFABRIEK – Meer lichtinval uit het oosten

Badkuipen hadden hun eigen emailleerfabriek (1920), waar ze werden bestoven met glazuur. Rondom de vensters op de eerste verdieping zijn bakstenen kunstig in de muren gezet. Daarop zijn nog de afdrukken te zien van de vroegere zaagtanddaken, gewoonlijk gericht op het noorden vanwege de gelijkmatige licht-­inval. “Maar op dit terrein stonden ze op het oosten, waarschijnlijk vanwege de kleurzuiverheid”, zegt Van Toor. “Het poeder heeft niet dezelfde tint die het emaille na verhitting op ijzer krijgt. Met de lichtinval vanuit het oosten zagen ze de kleuren toch iets beter”. Op de begane grond zijn de bakstenen verdwenen achter een laag kalk. “Her en der op het terrein zie je van die oude craquelé ­muren, omdat die zo mooi ogen. Maar van oudsher waren ze niet zo”, zegt Van Toor. “Fatsoenlijke fabrieken wilden er niet smerig uitzien. Muren werden elke twee jaar opnieuw met kalk gewit.”

OP EN RONDOM HET COMPLEX – Ode aan ijzer

In de jaren zestig veroverden kunststof en staal de markt, maar de gietijzer-­industrie verdween nooit ­helemaal uit Ulft. Bij de ingang van het Portiersgebouw groeien planten in een badkuip. En ernaast, in het gebouw waar vroeger de loonzakjes werden opgehaald, glanst een roodoranje broodtrommel in de vensterbank. Iets verderop flakkeren vlammen op een muur en duwen de huttenkeerls van kunstenaar Bert Taken kruiwagens kalk en houtskool naar de hoogoven. Het ijzerverleden is ook buiten het complex terug te vinden in straatnamen als Hutteweg, Gietijzerlaan en Deurvorststraat. En langs het water dat ooit het rad liet draaien, doemen nu sculpturen op als odes aan het ijzer. Wie verder zuidwaarts gaat, over de ­Bongersstraat, vindt aan de rand van het dorp een oude joodse begraafplaats. Daar staan achter sierlijk hekwerk, hoe kan het ook anders, gietijzeren grafzerken, een van die vele voorbeelden van Ulfts vernuft.