Nota van Ambities Vinex-locatie Driel-Oost
In 1994 heb ik in nauwe samenwerking met het Planteam Driel-Oost en voor de Dienst Stadsontwikkeling van de gemeente Arnhem de Nota van Ambities met de eerste vier verkennende ontwikkelingsmodellen voor Driel-Oost opgesteld. Driel-Oost is het huidige Schuytgraaf. In deze Nota van Ambities Driel-Oost zette de gemeente Arnhem in hoofdlijnen haar voornemens uiteen over de ontwikkeling en inrichting van een nieuwe Arnhemse woonwijk. Deze woonwijk ligt ten zuidwesten van Arnhem, aan de westzijde van de spoorverbinding tussen Arnhem en Nijmegen. Driel-Oost een vintage Vinex-locatie aangezien deze locatie als zodanig in de Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening Extra is aangewezen. In 1994 waren de voorbereidingen als gestart, maar met de eigenlijke planvorming en de wettelijke procedures moest nog grotendeels worden begonnen. De Nota van Ambities markeerde hiervan het beginpunt en vormt een schakel tussen het inmiddels vastgestelde bovengemeentelijke beleid en de verdere planuitwerking op gemeentelijk niveau. Het was van groot belang dat de nieuwe woonwijk een dynamisch deel van het Arnhemse stadsgewest zou gaan worden. Duurzaamheid, aantrekkelijke woonmilieus, samenhang tussen stedenbouwkundige en architectonische vormgeving en flexibiliteit waren bij de ontwikkeling van de woonwijk belangrijke randvoorwaarden.
Het Planteam Driel-Oost heeft in een aantal intensieve workshops een viertal ontwikkelingsmodellen opgesteld waarin is getracht de in deze nota beschreven ambities maximaal tot uitdrukking te brengen. De ontwikkelingsmodellen moeten gezien worden als eerste en voorlopige verkenningen van de ruimtelijke structuur van de toekomstige woonwijk In deze vier modellen zijn verschillende samenhangende ruimtelijke ingrepen afgetast die mogelijkheden boden voor een nadere uitwerking. Zij maken duidelijk welke keuzen of combinatie van keuzen een meerwaarde voor de woonwijk konden betekenen. De vier ontwikkelingsmodellen beschreven woonmilieus die variëren van landelijk tot stedelijk en kunnen gekarakteriseerd worden als Tuinstad, Waterland, Parkwijk en De Stadskwartieren. De modellen onderscheiden zich van elkaar door een duidelijke verschillende ruimtelijke en functionele hoofdstructuur. Over de wenselijkheid van een keuze voor één van deze ontwikkelingsmodellen werd in de Nota van Ambities hier nog geen uitspraak gedaan.
Meerwaarde door samenhang
De vier ontwikkelingsmodellen boden inzicht in de ruimtelijke mogelijkheden voor de ontwikkeling en inrichting van het plangebied. De modellen illustreerden de noodzaak om de verschillende grootschalige ingrepen in onderlinge samenhang met elkaar te bezien. Zo hingen de ontwikkelingen in de spoorzone en rond het station nauw samen met het karakter van de S101 en de verkeersafwikkeling binnen de woonwijk. Daarnaast waren keuzen over de groen- en waterstructuur, het hoogspanningstracé en de woonmilieus bepalend voor het imago en de uitstraling van de woonwijk. De modellen maakten verder duidelijk dat door samenhangende ruimtelijke ingrepen, bestaande belemmeringen op een elegante wijze kunnen worden getransformeerd tot essentiële en aantrekkelijke onderdelen van de woonwijk. Zo is in het model Parkwijk de hoogspanningsleiding structuurbepalend voor de hele woonwijk en vormt het tracé een scheiding tussen de het wijkcentrum en het grootste deel van de woonwijk. Hierdoor worden de oriëntatiemogelijkheden in de wijk vergroot.
Uit de modellen komt naar voren dat aan het ontwikkelen en inrichten van het plangebied nadelige aspecten kleven. Zo blijven de fietsverbindingen van en naar de naastliggende woonwijken, Arnhem-Zuid en het centrum van Arnhem belangrijke aandachtspunten en vormt de ligging van de S101 door het plangebied geen aanleiding om de automobiliteit terug te dringen, vormen de omvang en de lange looptijd de achilleshiel van een hoogwaardige en kwalitatieve woonwijk. Desondanks kan gesteld worden dat er voldoende mogelijkheden zijn om de woonwijk op een duurzame en verantwoorde wijze te realiseren. De ruimtelijke structuren van de modellen bieden voldoende mogelijkheden voor een in de tijd flexibele invulling en ontwikkeling van onder meer de infrastructuur, water- en groenstructuren en openbaar vervoersvoorzieningen. De modellen laten verder zien dat de onderligger, het landschap en de nieuwe stedelijke dragers elkaar kunnen versterken. Het respecteren van de aanwezige ecologische structuren en het inpassen van de, tot nu toe bekende, potentiële natuurontwikkelingsgebieden kan voorwaarden scheppen voor aantrekkelijke woonmilieus voor zowel planten, dieren als mensen.
Ontwikkelingsmodel Tuinstad
In het ontwikkelingsmodel Tuinstad vormen vijf afzonderlijke wijkdelen de nieuwe woonwijk. Het centraal gelegen wijkdeel wijkt nadrukkelijk van de vier omliggende wijkdelen af door meer compacte en gestapelde bebouwingsvormen en door een menging van woonbebouwing met wijkvoorzieningen. Het centrale wijkdeel heeft een voorzieningenkern voor heel Driel-Oost. Het centraal gelegen wijkdeel is optimaal bereikbaar voor langzaam verkeer, zowel vanuit het noordelijk als het zuidelijk deel en is boven op de S101 gesitueerd. De overige vier wijkdelen hebben elk een concentratie van voorzieningen op buurtniveau en zijn traditioneel opgezet. Deze buurtvoorzieningen zijn aan de wijkontsluitingsweg gesitueerd. De dichtheid van de bebouwing loopt vanaf het centrum naar de randen af. Alleen in het centrale wijkdeel en in de directe omgeving van de voorzieningenkernen in de wijkdelen is sprake van gestapelde bebouwing. De overgangszone tussen de wijkdelen en het buitengebied leent zich voor extensieve bebouwing. De wijkdelen zijn ruimtelijk van elkaar en van het buitengebied gescheiden door brede groene zones waarin het water als structurerend element domineert. De groene zones hebben het karakter van oude riviergeulen met moerasgebieden.
De woonwijk wordt selectief opgehoogd. De groene zones en de waterstructuur vormen een doorgaand geheel en bieden mogelijkheden voor zowel natuurontwikkeling als recreatie. Het tracé van de S101 vormt de scheiding tussen twee wijkdelen en gaat onder het centrale wijkdeel door. Het verdere verloop van de S101, half-verdiept aangelegd en ingeklemd tussen geluidswallen, heeft het karakter van een parkweg. De wijkdelen worden door middel van een lusvormige wijkontsluitingsweg ontsloten die op twee punten op de S 101 aansluit. De wijkontsluitingsweg kan onderbroken worden om het autogebruik te ontmoedigen. Twee fietstunnels in het spoortalud verbinden Driel-Oost met de naastliggende woonbuurten. De grens van de woonbebouwing ligt op een af- stand van 200 meter van het spoor. In de omgeving van het station vormen bedrijfsgebouwen en kantoren een geluidwerend scherm langs het spoor. Het noordelijk en zuidelijk deel van de spoorzone maken onderdeel uit van de groen- en waterstructuur. De hoogspanningsleiding volgt het huidige tracé. De woningen zijn zo dicht mogelijk tegen dit tracé gesitueerd, met inachtneming van de eventuele gezondheidsrisico’s.
Ontwikkelingsmodel Waterland
In het ontwikkelingsmodel Waterland zijn de wijkdelen vormgegeven als eilanden in een waterrijke omgeving. Op wijkniveau bepaalt een gesloten en zelf zuiverend watersysteem de hoofdstructuur van de wijk. Het water is afkomstig uit de bodem (kwel) en wordt aangevuld met het afstromend regenwater van daken en verhard oppervlak. Het relatief schone gebiedseigen water wordt zo lang mogelijk vastgehouden. Alleen in uitzonderlijke gevallen wordt het water geloosd of wordt gebiedsvreemd water ingelaten. Vanuit een grote waterbuffer wordt het oppervlaktewater in de wijk rondgepompt. Het water is daardoor voortdurend in beweging. Helofytenfilters bestaande uit riet- en biezenplanten houden de waterkwaliteit op peil. De waterbuffer is gelegen op de rand van de woonwijk en het buitengebied. De buffer is tevens onderdeel van een noord-zuid gerichte ecologische verbindingszone tussen de Ecologische Hoofdstructuur van de Neder-Rijn en het te ontwikkelen natte natuurgebied langs de Linge.
De dichtheid van de bebouwing loopt in principe vanaf het centrum naar de randen af. Situaties aan waterkanten lenen zich voor zowel stedelijke en compacte als landelijke en extensieve bebouwing. De relatie met het water biedt mogelijkheden voor afwisselende woonmilieus. De S101 is buiten de wijk om gelegd. De S101 buigt direct na de onderdoorgang met de spoorweg naar het zuiden af en volgt de zuidelijke rand van het plangebied. De woonwijk wordt ontsloten door twee wijkontsluitingswegen die elk op de S101 aansluiten. De S101 wordt door geluidswallen van de woonwijk gescheiden. Twee fietstunnels in het spoortalud verbinden Driel-Oost met de naastliggende woonbuurten. De spoorzone wordt grotendeels vrijgehouden van woonbebouwing. De kantoren in de stationsomgeving en het voorzieningencentrum van de wijk vormt ruimtelijk en functioneel één geheel. De hoogspanningsleiding is verlegd en in de spoorzone ondergronds gelegd.
Ontwikkelingsmodel Parkwijk
Het model Parkwijk heeft een formele stedenbouwkundige opzet met het karakter van en stedelijk landgoed. Lange assen voor afwisselend autoverkeer en langzaam verkeer en met een stedelijk dan wel landelijk karakter ontsluiten het plangebied en bieden uitloopmogelijkheden naar het buitengebied. Aan het einde van elke stedelijke as is een cluster van woontorens geplaatst die optimaal profiteren van het zicht op het omliggende landschap. De S101 vormt één van de stedelijke assen en volgt een zo kort mogelijk tracé door de woonwijk. In het woongebied heeft de S101 het karakter van een boulevard. Parkwijk wordt voor het autoverkeer ontsloten door een viertal geschakelde ontsluitingsassen die ruimtelijk één geheel vormen. Deze ontsluitingsassen zijn gedacht als brede singels waaraan alle wijkvoorzieningen gesitueerd kunnen worden. Twee fietstunnels in het spoortalud ontsluiten Driel-Oost vanuit de naastliggende woonbuurten.
Het parkachtige karakter van de woonwijk komt tot uitdrukking door de autovrije groene assen en de ruim opgezette singels. De woonwijk wordt selectief opgehoogd met maximaal behoud van de karakteristieke landschappelijke elementen. De hoogspanningsleiding wordt als landschappelijk structurerend element ruimtelijk geaccentueerd en vormt als het ware de ruggengraat van de stedelijke structuur. In deze zone is ruimte voor meerdere functies zoals het een centraal gelegen winkelcentrum, sportvelden, waterpartijen en moestuinen. Parkwijk kan worden onderverdeeld in een stedelijk en een meer landelijk woonmilieu. Voor het wijkdeel binnen de singels wordt een stedelijk karakter voorgesteld. Voor de wijkdelen buiten de singels ligt een meer landelijk woonmilieu voor de hand. Het noordelijk deel en de zuidoost punt van het plangebied lenen zich uitstekend voor een extensieve bebouwing in de vorm van grote kavels en vrijstaande bebouwing. De stationsomgeving is voorgesteld als een wervende B-plus locatie die een waardige afsluiting vormt van de centrale as tussen het centrum van Arnhem en Arnhem-Zuid. Alleen voor het zuidelijke deel van Parkwijk is voorzien in een geluidsscherm aan weerszijden van het spoor. De extra opbrengsten van de B-plus locatie kunnen worden ingezet voor bijvoorbeeld extra fietstunnels in het spoortalud.
Ontwikkelingsmodel De Stadskwartieren
In het stedelijk model De Stadskwartieren is de woonwijk opgedeeld in vier gelijkwaardige stadskwartieren en een buitenwijk. Naar buiten manifesteert de wijk zich als een vesting, compleet met poorten en wallen. De vier stadskwartieren hebben elk een verdicht en autoluw centrum dat door een gracht wordt omgeven. De vier centra worden gekenmerkt door stedelijke en dichte bebouwingsvormen met een aangename dagelijkse woonomgeving en een concentratie van voorzieningen. De inrichting van de stationsomgeving is voornamelijk afgestemd op het efficiënt overstappen van individuele naar collectieve vervoerswijzen en vice versa. De half verdiept aangelegde S101 ontsluit twee noordelijk en twee zuidelijk gelegen stadskwartieren. Gemotoriseerd verkeer tussen de stadskwartieren blijft mogelijk, zij het in beperkte mate. Alleen voor het collectief vervoer is ongehinderd verkeer tussen de stadskwartieren weggelegd. Twee fietstunnels in het spoortalud ontsluiten Driel-Oost naar de naastliggende woonbuurten.
Langs de S101 is een stedelijke zone ingericht met aan weerszijden geschakelde wijkvoorzieningen en kleine individuele bedrijfs- en kantoorunits die gezamenlijk als een geluidsscherm het verkeerslawaai afschermen. Tussen de twee noordelijk gelegen stadskwartieren en het agrarisch gebied langs de Neder-Rijn ligt een ruimtelijk afgezonderde en extensief bebouwde buitenwijk. De groenstructuur concentreert zich in de randen in de vorm van bastions en wallen. In de noord-zuid gerichte as kunnen meerdere recreatieve voorzieningen worden gesitueerd. Een langzaam verkeersroute verbindt de recreatieve voorzieningen onderling en kruist de S101 ongelijkvloers. Aan de rand van de stadskwartieren staan woontorens als wachters over het omliggende landschap. De compacte wijkdeelcentra zijn integraal opgehoogd. De buiten de wijkdeelcentra gelegen woonbuurten zijn selectief opgehoogd. Met name in deze gebieden is het onderliggende landschap duidelijk herkenbaar. De hoogspanningsleiding is in dit model verlegd en ondergronds langs de spoorlijn gelegd. Aan weerszijden van het spoor zorgen over de volle lengte geplaatste geluidwerende schermen voor een afname van het spoorweglawaai.
Download hier het eerste deel van de Nota van Ambities Driel-Oost: https://martindubbeling.nl/wp-content/uploads/2023/04/Nota-van-Ambities_Driel-Oost-1994_Deel-1.pdf
Download hier het tweede deel van de Nota van Ambities Driel-Oost: https://martindubbeling.nl/wp-content/uploads/2023/04/Nota-van-Ambities_Driel-Oost-1994_Deel-2.pdf